Pokken in Afrika, Amerika en terug in Afrika

Inleiding

In 1993 bereikten ons een aantal met kralen samengestelde voorwerpen uit Nigeria of Benin. De meesten waren vuil en scheef maar kwasten met water deden wonderen. Onder meer kwamen hier een drietal voorwerpen uit te voorschijn van een ruiter met vier assistenten.

Geleidelijk werd het duidelijk dat het hier om de voorstelling van Shopona, de pokkengod, ging. Hier volgt een uiteenzetting over de Westafrikaanse wijze waarop er met pokken werd omgesprongen en hoe daarna deze Afrikaanse kennis in Noord Amerika kwam en de daaropvolgende ontwikkelingen leidden tot de verdwijning van deze verschrikkelijke ziekte die de wereld duizenden jaren geteisterd heeft.

Shopona.

Andere namen: Sopona, Sopono, Sapata (Fon), Sakpata,Shakpana Shapanan. Sanponna, Ainon (Master of the Earth), Jehosu (Koning der kralen), Obalouayé, Obaluayé, Omolou, Omolu. Alápa-dúpé, wat betekent “degene die doodt en daarvoor wordt bedankt”.

Ook: Babalu Aye (in wikipedia).

  1. Shopona in Afrika

In het religieuze systeem van Orisha-aanbidding is Babalu Aye de lovende naam van de geest van de Aarde en sterk geassocieerd met infectieziekte en genezing. Hij is een Orisha, die de Opperste God Olorun op aarde vertegenwoordigt. De naam Babalú-Ayé vertaald als “Vader, Heer der Aarde” en wijst naar de grote invloed die deze Orisha uitoefent op alle aardse dingen, met inbegrip van het lichaam, de rijkdom en de fysieke kwaliteiten.

.In West-Afrika was hij sterk geassocieerd met epidemieën van pokken, maar in het hedendaagse Amerika wordt hij meestal beschouwd als patron van melaatsheid, griep en aids.

Hoewel sterk geassocieerd met ziekte en aandoeningen, is Babalú-Ayé ook de godheid die deze kwalen geneest. Zowel gevreesd als geliefd, wordt Babalú-Ayé soms aangeduid als de “Woede van de Allerhoogste God” omdat hij mensen voor hun overtredingen bestraft [= Sociaal schadelijke personen treft, SR]. Hij eist respect en zelfs dankbaarheid wanneer hij een slachtoffer maakt, en mensen eerbiedigen hem en eren hem soms met de lofnaam Alápa-dúpé, wat betekent ‘Hij die doodt en daarvoor bedankt wordt’

In een algemeen verteld verhaal was Shopona oud en kreupel. Hij woonde een feest bij in het paleis van Obatala, de vader van de orishas. Toen Shopona probeerde te dansen, struikelde hij en viel. Al de andere Orishas lachten naar hem, en hij op zijn beurt probeerde ze met pokken te besmetten.

Op dezelfde manier roept zijn mythische verlamdheid het beeld op om in een constante toestand van beperking en lichamelijke pijn te leven, terwijl mensen een beroep op hem doen om hen te beschermen tegen ziekte.

YORUBA BEADWORK EQUESTRIAN H=50CM

Yoruba: een ruiter op een muilezel met vier assistenten. Kralen,

leer, andere materialen. H. 50 cm

In Art from Nigeria schrijft Hans Witte:

‘Mijn gok zou Shopona zijn, van wie Suzanne Wenger en Gert Chesi (1983) schrijven dat zijn priester “in een camwood-rode kiel gekleed gaat, zijn haar fijn gevlochten. Aan zijn rok zijn cowrie schelpen en kleine klokken bevestigd als waarschuwing voor de aankomst van deze gevaarlijke god”. Shopona is de god van besmettelijke ziekten, vooral pokken, waarvan de naam zo gevreesd is dat die niet wordt uitgesproken. In plaats daarvan wordt hij eufemistisch aangeduid als Wereldkoning, Eigenaar van het Hete Water en ook Koning van de Parels.

De cultus van Shopona is verboden door de Britse koloniale autoriteiten en door de Nigeriaanse regering omdat volgelingen besmettelijke ziekten zouden kunnen verspreiden. Als gevolg daarvan is er geheimzinnigheid rond de cultus ontstaan. ‘

Aan de jassen van de op een dier (muilezel?) gezeten figuren zijn belletjes bevestigd. Ook aan de mantel over de rug van het rijdier hangen belletjes. Om het lichaam hangen ook nog relatief grote bellen. Aan de jaspanden van de assistenten zijn vele kaurieschelpen bevestigd. Shopona is ook aan kaurieschelpen en handel verbonden.

Verger (1981-1982): Obalouayé-Shapanan had zijn strijders op veldtocht naar de vier hoeken van de aarde gestuurd. Een wond van hun pijlen maakte mensen blind, doof of verlamd. Dit verklaart het aantal van vier assistenten in alle groepen die wij kennen.

pokken scan2

Een kralengroep in Schaedler (1994)

De asé van Obalouayé (the power to make things happen and produce change) wordt gebracht door een vrouw in een staat van trance: ze loopt met aarzelend en wankelende stappen, gevolgd door de dragers van kalebassen die voedingsmiddelen bevatten. Bij alle drie groepen zijn dragers van kalebassen of urnen te zien. Dit citaat zou een verklaring kunnen geven, maar er wordt ook melding gemaakt van Sopona, de koning der kralen, die zijn kralen in vaten telt.

Verger doet ook verslag van het feit dat Shopona, of voorzichtiger aangeduid met Obalouayé of Omolou, door de slavenhandel is terechtgekomen in de Caraïben en Brazilië. De volgelingen dragen twee soorten colliers: de lagidiba, gemaakt van kleine zwarte schijfjes, en een ander soort bestaand uit bruine, zwart gestreepte glazen kralen.

Alle ruiterfiguren dragen (veel) snoeren gemaakt met zwarte schijfjes en een aantal assistenten draagt ze ook.

2. Shopona en de slavenhandel

 

De tot slaaf gemaakte Afrikanen namen Shopona en andere halfgoden mee naar Amerika. Ook hier worden allerlei eufemismen gebruikt om zijn naam niet te hoeven vermelden.

Hij wordt gesyncretiseerd (samengesmolten) met Sint Lazarus of met Sint Roque in Bahia, Brazilië en in Cuba. Met Sint Sebastiaan in Recife. Er ontwikkelen zich bijzondere varianten van de oorspronkelijke cultus, die in Benin, Dahomeij en Nigeria al verschillende varianten kende. Ook kende men geboden met betrekking tot de voeding van aanhangers en werden er rituelen en rituele voorwerpen ontwikkeld.

Bij het inschepen van tot slaaf gemaakte Afrikanen zag men dat velen bijzondere littekens op hun armen droegen. De betekenis daarvan was niet duidelijk.

Advertentie voor weggelopen slaven in Virginia: ‘Wie de genoemde neger aan mij zal overdragen of haar in een gevangenis beveiligen, zodat ik haar weer ontvang, zal de bovenstaande beloning ontvangen.

N.B Deze vrouw heeft een aantal opmerkelijke littekens op haar armen, die op brandwonden lijken

In de ‘nieuwe wereld’ braken, mede door deze volksverhuizingen, regelmatig epidemieën uit, waaronder de gevreesde pokken die vaak en veel slachtoffers eiste. Men kwam daar tot de conclusie dat de slaven, die deze merkwaardige littekens droegen, er niet vatbaar voor waren. Ze werden bij het verhandelen dan ook meer geld waard. de slaven, die deze merkwaardige littekens droegen, er niet vatbaar voor waren. Ze werden bij het verhandelen dan ook meer geld waard.

3. Inenting en vaccinatie

De naam van de Afrikaan die pokkenpreventie in Noord-Amerika heeft geïntroduceerd, is bekend. De beroemde Puritijnse prediker Cotton Mather leerde de techniek van het inenting van een Afrikaanse slaaf die hij had, Onesimus geheten. Hij schreef aan zijn vrienden:

‘…leerde het behandelen van de pokken met de inoculatiemethode. Ik had het van een eigen dienaar, mijn neger Onesimus. Hij beschreef de operatie aan mij en liet mij zijn arm zien met het litteken dat het had ahtergelaten. Het werd vaak gebruikt onder de Guramantesen. ‘

pokken Mather

Cotton Mather

Ik heb sindsdien een aanzienlijk aantal van deze Afrikanen ontmoet, die het allemaal eens zijn met dit verhaal. Mensen nemen een beetje pokkenvocht … zijn dan een beetje ziek (ernstig ziek wordt niemand) en er komen geen pokken meer.

Mather lanceerde een publieke campagne, en Boylston entte zijn zoon en twee slaven. Alle drie ontwikkelde gunstige milde infecties, waardoor ze immuun waren. Hun inspanningen ontmoetten felle oppositie.

Mather: Ik heb de duivel aan het werk gezien Er werd nergens naar geluisterd. Als de geïnoculeerde patiënten een beetje ziek waren, of ze hadden overgegeven, werd er meteen gemeld dat ze op het punt stonden dood te gaan of zelfs dood waren. . . Maar nooit had een patiënt veel problemen met de kleine poxy, maar er werden dagelijks leugens verspreid onder de misleide mensen.
Mather sprak zijn critici tegen door te herinneren aan de bewezen waarde van de inheemse medische kennis: ‘Ik weet niet waarom het onrechtmatiger is om van Afrikanen te leren, hoe het gif van de pokken te bestrijden dan van onze Indianen te leren hoe mensen te helpen tegen het gif van een ratelslang.’

Boylston moest zich naar verluidt twee weken in zijn eigen huis verbergen “terwijl er dag en nacht naar hem gezocht werd”. Anderen dreigen hem op te hangen. In november werd een zelfgemaakte granaat in het huis van Cotton Mather gegooid, maar die bleek niet te exploderen. Op een bijgevoegd briefje staat “Cotton Mather, wees verdomd. We zullen je aan de pokken laten sterven”.

Tijdens een daarop volgende uitbraak in Boston werden 270 personen geïnoculeerd. Zes van hen stierven. Van de 5980 anderen stierven 844. Het bewijs dat inoculatie bewaarde levens leidde tot zijn algemene acceptatie.
In de handen van de medische elite werd het echter een dure behandeling.

Het bewijs dat inoculatie levens redde leidde tot algemene aanvaarding hiervan als een legitieme medische procedure. In de handen van de medische elite werd het echter een dure chirurgische behandeling die alleen mensen die in goeden doen verkeerden zich konden veroorloven.

Daarnaast begonnen slavenhandelaars routinematig hun ‘ladingen’ te inoculeren als een middel om de winst te maximaliseren. Omdat geïmmuniseerde slaven werden beschouwd als een veiliger investering brachten ze een hogere prijs op.

Immunisatie werd uitgebreid naar de arbeidersklasse in 1777 en 1778 toen George Washington de soldaten van het Continentale Leger had geïnoculeerd in ‘de eerste grootschalige door de staat gesponsorde immunisatiecampagne in de Amerikaanse geschiedenis’. Washinton wist dat de Britten pokken tegen zijn leger in wilden zetten Daarvoor hadden de Britten grote hoeveelheden Indianen uitgeroeid door met deze ziekte besmette dekens aan hen uit te delen.

Historici zeggen dat Washington’s beslissing essentieel was voor de overwinning van de Amerikaanse Revolutie. Voor zover dat waar is, dankt de Verenigde Staten zijn bestaan mede aan de medische kennis die door Onesimus en andere Afrikanen werd overgedragen.

Jenneriaanse vaccinatie werd voor het eerst in Kaapstad toegepast en werd vóór de epidemie van 1812 in de praktijk gebracht. Naarmate de 20e eeuw vorderde, verbeterden de vaccinatie en vaccin en werden effectiever, maar het bleef gevoelig voor hitte en veel Afrikanen werden niet succesvol beschermd. De Fransen ontwikkelden een vaccin dat beter geschikt was voor tropische klimaten. Niettemin werd het oudere type glycerine-vaccinelym nog steeds in West-Afrika tot in de late jaren zestig gebruikt. Pokken waren verantwoordelijk voor een geschatte 300-500 miljoen sterfgevallen in de 20ste eeuw. In Nigeria, Dahomey (Republiek Benin) en Togo was de Aarde God Shapona belangrijk en zijn priesters waren actief met inentingen tegen de pokken. Hoewel bemoeienis met Shapona in 1907 in Nigeria werd verboden onder het mom dat priesters mensen zouden besmetten om daar financieel beter van te worden, ging de  strijd tussen koloniale artsen en traditionele genezers. Het was een ideologische, (post-) koloniale en medische strijd die werd gevoerd.

pokken inoculatie Benine11

Pokken bleven erg gevaarlijk tot niet zo lang geleden. De World Health Organization (WHO) schatte dat in het jaar 1967 15 miljoen mensen de ziekte opliepen en dat er in dat jaar twee miljoen mensen aan zijn overleden. De WHO verklaarde in 1980 dat de pokken wereldwijd waren uitgeroeid.

Enige literatuur:

 

Encyclopaedia Britannica: Inoculation. www.britannica.com/science

Hopkins, Donald R. The greatest killer, Smallpox in History. Un. of Chicago Press, 2002

Schaedler, Karl-Ferdinand: Lexicon afrikanische Kunst und Kultur.Klinkhardt & Biermann, 1994.

Verger, Pierre Fatumbi: Orisha. Les dieuxYorouba en Afrique et ou nouveau monde. Ed. A.M. Métailié, Paris 1982.

Waldstreicher, David. Runaway America: Benjamin Franklin, Slavery, and the American Revolution. Douglas & McIntyre, 2004

Widmer, Ted: How an African slave helped Boston fight smallpox. The Boston Globe, 19 October 2014

Witte, Hans: Art from Nigeria. Gallery Kathy van der Pas & Steven van de Raadt, Rotterdam 1994.